NRC Handelsblad

Een toestand van tijdloosheid

NRC Handelsblad, 9 februari 2008
Door: Danielle Pinedo

Cardioloog Pim van Lommel schreef een boek over bijna- dood ervaringen. Het raakt mensen.

 

“Mensen denken vaak dat de dood onverwacht komt. Maar er zijn genoeg voorbeelden die het tegendeel bewijzen. Zo kreeg ik laatst een brief van een vrouw wier zoon bij een skiongeluk in Winterberg om het leven was gekomen.

Pim-van-lommel-interview-met-nrc-handelsblad-over-een-toestand-van-eindloosheid-krant

Drie maanden voor zijn dood – het gezin vierde zijn twaalfde verjaardag – had hij een gigantische huilbui. En dat herhaalde zich op de avond voordat die jongen het ravijn in gleed. Begrijpen kon ze het destijds niet. En ze heeft er al die jaren ook nooit met iemand over gesproken. Tot nu.”

 

Drie maanden na het verschijnen van zijn boek Eindeloos bewustzijn. Een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring krijgt de gepensioneerde cardioloog Pim van Lommel (64) nog altijd veel brieven en mails van lezers. De meesten voelen zich opgelucht dat er een arts is die erkent dat er zoiets als een bijna-dood ervaring bestaat. Sterker nog: die met wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat mensen een herinnering kunnen hebben aan de minuten dat ze klinisch dood waren. Wat ze zoal schrijven? Dat ze voor het eerst een boek hebben gelezen waarin wetenschap en spiritualiteit elkaar raken. Dat ze dankbaar zijn dat ik mijn hart en intuïtie heb gevolgd. En dat ze betwijfelen of ze nog wel atheïst zijn. Het boek raakt mensen.

 

Van Lommel doet al bijna een kwarteeuw onderzoek naar bijna-dood ervaringen. De eerste keer dat hij van het fenomeen hoorde was in 1969, toen hij als cardioloog in opleiding betrokken was bij de reanimatie van een hartpatiënt; de man was teleurgesteld, toen hij weer bij bewustzijn kwam. “Tijdens zijn hartstilstand had hij zóveel moois gezien: een tunnel, kleuren, muziek, een welvend landschap. Ik wil terug naar waar ik vandaan kwam, zei de patiënt. Zijn verhaal verbaasde mij, want als arts had ik altijd geleerd dat iemand die bewusteloos is, geen bewustzijn kan ervaren.”

 

Zeventien jaar later las de cardioloog het boek van George Ritchie, een medisch student die in de Tweede Wereldoorlog negen minuten klinisch dood was als gevolg van een dubbelzijdige longontsteking. “Zijn boek maakte mij nieuwsgierig. Ik constateerde dat er alleen retrospectieve studies over bijna-dood ervaringen waren verschenen.” Van Lommel besloot samen met een groep vrijwilligers een prospectieve studie op te zetten. Met medewerking van tien ziekenhuizen vroegen ze enkele honderden patiënten die na een hartstilstand succesvol werden gereanimeerd naar hun herinneringen aan die periode van bewusteloosheid. Achttien procent meldde een bijna-dood ervaring.

 

“Voor ons onderzoek kregen wij geen subsidie, want niemand wilde zijn vingers aan deze materie branden. Alle interviews werden in de avonduren en weekenden uitgewerkt. Maar wat er uit naar voren kwam is dat het bewustzijn heel helder kan zijn als de hersenen niet meer functioneren. Patiënten bevinden zich in een toestand van tijdloosheid. Ze zien zichzelf vaak op de operatietafel liggen. Kunnen horen wat er wordt gezegd. Soms zien ze toekomstbeelden van hun eigen leven. Of ervaren ze herinneringen die teruggaan tot aan hun kindertijd. Ze voelen het verdriet dat ze anderen hebben aangedaan. En de dankbaarheid na een genereus gebaar.”

 

Negentig procent van de neurowetenschappers gelooft dat het bewustzijn in de hersenen wordt geproduceerd, zegt Van Lommel. “Maar op basis van mijn onderzoek stel ik die hypothese ter discussie, want in dat geval zouden bijna-dood ervaringen helemaal niet mogelijk zijn. Mensen melden een ongelooflijk helder bewustzijn, terwijl de hersenfuncties juist zichtbaar en meetbaar zijn uitgevallen. Daarom geloof ik dat het bewustzijn niet aan plaats of tijd gebonden is. Je kunt de hersenen het beste vergelijken met een radio die een deel van het totale bewustzijn opvangt. Het brein produceert geen bewustzijn, het faciliteert alleen.”

 

Toen de bevindingen van het onderzoeksteam zeven jaar geleden in The Lancet verschenen, barstte er een wereldwijde publiciteitsgolf los. “De meeste reacties waren positief, maar er zaten ook heel negatieve bij. Want als je als wetenschapper gelooft dat het bewustzijn een product is van de hersenen – een hypothese die overigens nooit bewezen is – dan riekt alles wat anders is naar pseudowetenschap. Van anderen hoor ik dat er op internet negatief over mij geschreven wordt. Zelf lees ik het niet; je wordt toch onrustig als mensen karaktermoord proberen te plegen.”

 

Verbaasd over de felheid van de reacties? “Nee. De meerderheid van de artsen heeft een materialistische visie. Alles wat niet binnen die visie past, wordt verketterd. De materialistische wetenschap heeft dezelfde rol als de kerk in de tijd van Bruno en Galilei.”

 

Zo probeert Van Lommel ook het succes van zijn boek (inmiddels 50.000 verkochte exemplaren) te verklaren: “Mensen hebben genoeg van die starre wetenschap. Het is toch triest dat patiënten hun bijna-dood ervaring niet met artsen kunnen delen? Dat ze te horen krijgen dat ze maar wat verzinnen. Of dat het om de bijwerkingen van een bepaald medicijn gaat: Maakt u zich geen zorgen, we geven u wel een spuitje. Terwijl het vaak om een van de meest indringende ervaringen in een mensenleven gaat! Veel mensen zeggen dat ze nadien niet meer dezelfde zijn.”

 

“Van de naar schatting 600.000 Nederlanders die een bijna-dood ervaring hebben gehad, voelen de meesten geen doodsangst meer. Ze begrijpen dat alles wat ze doen effect heeft op anderen. En dat het leven – hoe zweverig dat misschien voor sommigen ook klinkt – om liefde en acceptatie gaat. Wat ze ook gemeen hebben is een grote gevoeligheid; van weten dat iemand gaat bellen tot aanvoelen dat een ander binnenkort overlijdt. Als mensen in de supermarkt lopen, komt er van alles op ze af. Ik ken mensen die hun inzichten eruit flappen en als gevolg daarvan vrienden kwijtraken. Zeventig procent komt in een echtscheiding terecht.”

 

Zelf heeft de cardioloog nooit een bijna-dood ervaring gehad. Maar door zijn onderzoek staat hij wel anders in het leven dan twintig jaar geleden. “Ik leef zorgvuldiger. Ik breng veel tijd in de natuur door, eet nauwelijks nog vlees, ben milieubewust en koop geen overbodige luxeartikelen. En ook de levensvragen dringen zich steeds nadrukkelijker op: wie ben ik, waarom ben ik hier, houdt met de dood alles op? Helaas ben ik als arts een uitzondering; in de medische wetenschap gaat men doorgaans heel eenzijdig met de dood om. Artsen voeren een intensieve strijd voor levensverlenging en als een patiënt overlijdt, hebben ze verloren. Het zinloos rekken van het leven is belangrijker dan het accepteren van de dood. Dat zegt veel over hoe mensen in het leven staan.”

 

“Als arts en mens heb ik grote moeite met actieve euthanasie. Ook vind ik dat we ons moeten bezinnen over orgaandonatie. Ik begrijp dat de overheid agressief campagne voert, maar zelf heb ik nee ingevuld op mijn donorcodicil. Want is hersendood wel dood? Wie organen uit een lichaam verwijdert, versnelt het stervensproces. Niet voor niets wordt in de meeste tradities het lichaam drie dagen met rust gelaten. Kaars erbij, bidden, praten. Intuïtief weten mensen dat je voor zo’n proces de tijd moet nemen.”

 

Ooit sprak Van Lommel een vrouw die maanden in coma had gelegen. Ze kon zich nog veel van die periode herinneren, maar één ding sprong er uit: het moment dat de neuroloog aan haar man vroeg of het apparaat uit mocht. “Zijn opmerking dat ze niet meer dan een kasplantje zou worden, zorgde voor grote paniek. Want ze kon maar niet duidelijk maken dat ze er nog was. Het belang van een nieuw orgaan lijkt soms groter dan de belangen van een comapatiënt.”

 

Van Lommel zegt in zijn boek geen boodschap te verkondigen. “Ik heb ook geen missie. Ik bied alleen een visie aan op dingen waar tot nu toe te weinig over werd nagedacht. En als mensen het als een hulpmiddel in hun zoektocht naar de essentie zien, is dat mooi.”

 

Door: Danielle Pinedo
In: NRC Handelsblad, 9 februari 2008